Lesbrief Ongelijkheid havo/vwo (1e en 2e druk)

De keuzelesbrief Ongelijkheid gaat dieper in op arm en rijk, op ongelijkheid in inkomen en ongelijkheid in vermogen. We behandelen de begrippen inkomen en vermogen om vervolgens te kijken naar verschillende manieren om inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid te meten. Ook gaan we in op de oorzaken en gevolgen van (toenemende) ongelijkheid. Tot slot behandelen we de ideeën van Thomas Piketty, een Franse econoom, die in 2013 een geruchtmakend boek publiceerde over kapitaal, inkomen en ongelijkheid.

Hoofdstuk 1

Ongelijkheid in inkomen en vermogen

Er is verschil tussen inkomen en vermogen: vermogen bestaat uit bezittingen minus schulden. Het is een voorraadgrootheid: je kunt het op een moment meten. Spaargeld, aandelen en onroerend goed zijn voorbeelden van vermogen. Inkomen is een stroomgrootheid: je meet het over een periode. Vormen van primair inkomen zijn loon, pacht, huur, rente en winst.

Nederland kent een progressief belastingstelsel waarin de hogere inkomens relatief veel belasting betalen en omdat er een sociaal vangnet is in de vorm van uitkeringen, is de secundaire inkomensverdeling minder scheef dan de primaire inkomensverdeling. Door herverdeling van het inkomen door de overheid kunnen inkomensverschillen in verhouding kleiner of groter worden. Als de inkomensverschillen door de herverdeling in verhouding kleiner worden, heet dat nivellering. Bij nivellering wordt de inkomensverdeling minder scheef of gelijker. De lorenzcurve ligt dan dichter bij de diagonaal. Als de inkomensverschillen in verhouding groter worden, heet dat denivellering. Bij denivellering wordt de inkomensverdeling schever of ongelijker.

Er zijn verschillende manieren om ongelijkheid te meten en weer te geven:
• de parade van Pen
• de lorenzcurve
• de gini-coëfficiënt
• decielen en andere groepen

links
Parade van Pen (www.cbs.nl)
Lorenzcurve tekenen (www.economielokaal.nl)
Lorenzcurve en gini-coëfficiënt (www.economielokaal.nl)
Lorenzcurve en gini-coëfficiënt (video 8 min.)
Deciel (www.ensie.nl)
Deciel (www.ec.europa.eu/eurostat)

Begrippenlijst hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoe is het gesteld met de ongelijkheid?

De ongelijkheid in de wereld is de laatste tijd afgenomen. Dat heeft voor een groot deel te maken met de relatief sterke groei van het inkomen in China en India, landen met veel inwoners, die enkele decennia geleden heel arm waren. Als je naar de ontwikkeling van de inkomensverschillen binnen landen kijkt, zie je dat deze verschillen de laatste tijd in veel landen zijn gegroeid. Ook in Nederland, al zijn niet alle onderzoekers het hierover eens. Voor de meeste landen, zeker ook voor Nederland, geldt dat de vermogensverdeling schever is dan de inkomensverdeling.

links
Waarom is het bruto binnenlands product gelijk aan het bruto binnenlands inkomen (video 8 min.)
Toegevoegde waarde en nationaal product en nationaal inkomen (video 8 min.)
De categoriale inkomensverdeling (video 9 min.)
Geluk belangrijker dan groeicijfers (video 3 min.)
De toegevoegde waarde (video 6 min.)
Armoede in Nederland (video 15 min.)

Hoofdstuk 3

Oorzaken en gevolgen van (toenemende) ongelijkheid

Inkomensverschillen hebben te maken met:
• Verschillen in productiviteit. Een hogere productiviteit leidt vaak tot een hoger inkomen. Hogere productiviteit is onder meer afhankelijk van scholing en talent.
• Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Als er relatief veel vraag op de arbeidsmarkt naar mensen met een bepaald beroep is, zal dat loon stijgen. Wanneer er relatief veel aanbod is, zal het loon dalen.
• Verantwoordelijkheid. Iemand met meer verantwoordelijkheid, een directeur bijvoorbeeld, zal meer verdienen dan een ondergeschikte.
• Risico en zwaarte van het werk.
• Sommige beroepsgroepen hebben meer macht en invloed op hun loon. Medisch specialisten hebben meer te zeggen bij loononderhandelingen dan schoonmakers.
• De technologische ontwikkelingen. Arbeiders die vervangen worden door machines gaan naar laag betaalde banen in de dienstensector (pizzakoerier bijvoorbeeld). Aan de bovenkant van de arbeidsmarkt speelt dit probleem minder.
• Globalisering en open grenzen. Bijvoorbeeld doordat Oost-Europese arbeiders zich aanbieden voor een lage beloning op de Nederlandse arbeidsmarkt ontstaat er een neerwaartse druk op de beloningen van laagopgeleide werkers.
• Vermogensverschillen. Iemand met veel huizen of spaargeld ontvangt meer huur en rente als inkomen.
• Flexibilisering van de arbeidsmarkt. Toenemende flexibilisering gaat vaak gepaard met grotere beloningsverschillen en soepelere ontslag- en aannameregelingen.
• De invloed van de overheid. Een grote invloed van de overheid uit zich vaak in een minimumloon en progressieve belastingen. Deze zaken verkleinen de ongelijkheid.
Als we verschillen bekijken tussen landen spelen ook productiviteits- en scholingsverschillen een rol. In verband hiermee worden soms ook cultuurverschillen genoemd, bijvoorbeeld de mate van corruptie en het functioneren van de rechtstaat.

links
Waarom is het bruto binnenlands product gelijk aan het bruto binnenlands inkomen (video 8 min.)
Toegevoegde waarde en nationaal product en nationaal inkomen (video 8 min.)
De categoriale inkomensverdeling (video 9 min.)
Geluk belangrijker dan groeicijfers (video 3 min.)
De toegevoegde waarde (video 6 min.)
Armoede in Nederland (video 15 min.)

Hoofdstuk 4

Thomas Piketty: De ongelijkheid neemt toe

De Fransman Thomas Piketty schreef enkele jaren geleden een boek ‘Kapitaal in de 21e eeuw’. Kapitaal is bij hem gelijk aan vermogen. Hij zegt dat de ongelijkheid in inkomen en vermogen in de 20e eeuw aanvankelijk is afgenomen, maar de laatste decennia weer is toegenomen en dat de ongelijkheid verder zal toenemen.

Door de groei van het kapitaal is het inkomen uit kapitaal (rente, winst, huur, pacht) ook relatief toegenomen ten opzichte van het inkomen uit arbeid. Hij laat dit zien met de eenvoudige vergelijking:
α = r × β, waarbij:
α = kapitaalinkomensquote (kapitaalinkomen als % van het nationaal inkomen)
r = rendement van kapitaal
β = kapitaal/nationaal inkomen × 100%
De kapitaalinkomensquote hangt af van de waarde van het kapitaal ten opzichte van het nationaal inkomen en van het rendement.

In de 20e eeuw was het rendement op kapitaal relatief laag en de economische groei relatief hoog. Kapitaalvorming was moeilijker. Kapitaal groeide relatief langzaam, terwijl de welvaart sterk toenam door een sterke stijging van de arbeidsproductiviteit. De 20e eeuw was een tijd waarin arbeid relatief veel opleverde en kapitaal weinig. Met de daling van de productiviteit en lagere groei van het nationaal inkomen en weer een hoger rendement op kapitaal neemt de rol van kapitaal toe.

Met de toenemende rol van kapitaal en kapitaalinkomen zal de ongelijkheid ook toenemen, volgens Piketty. Kapitaalbezitters zijn immers relatief welgesteld. Ook signaleert hij dat binnen de werkende klasse de ongelijkheid toeneemt. Door flexibilisering van de arbeidsmarkt verdient de top meer en de onderkant relatief minder. Door de grotere rol van kapitaal zullen inkomens- en vermogensongelijkheid toenemen, aldus Piketty.

links
Waarom is het bruto binnenlands product gelijk aan het bruto binnenlands inkomen (video 8 min.)
Toegevoegde waarde en nationaal product en nationaal inkomen (video 8 min.)
De categoriale inkomensverdeling (video 9 min.)
Geluk belangrijker dan groeicijfers (video 3 min.)
De toegevoegde waarde (video 6 min.)
Armoede in Nederland (video 15 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 4