Lesbrief Jonge Consumenten (7e druk)

Dit is de eerste van drie lesbrieven over economie en bedrijfseconomie. Beiden zijn nieuwe vakken voor jullie. Veel zaken die je in de lesbrieven tegen zult komen zijn niet nieuw voor je. Economie gaat over het gedrag van mensen en bedrijfseconomie vooral over het gedrag van bedrijven, dus over zaken die je in je eigen omgeving kunt zien.
Bij het vak economie is een huishouden elke eenheid die zelfstandig economische beslissingen neemt. Bij economische beslissingen gaat het vaak om het maken van keuzes. Je kunt kiezen wat voor soort werk je wilt doen, hoelang je wilt werken, wat je met je vrije tijd doet, wat je koopt met je geld of hoeveel geld je maandelijks wilt sparen. In deze lesbrief komen verschillende begrippen die daar mee te maken hebben aan de orde. Je leert onder andere rekenen met procenten, budgetteren en hoe je kunt sparen en lenen.

Hoofdstuk 1

Begroten

Jongeren ontvangen vaak geld uit verschillende bronnen, waar ze soms wel een tegenprestatie voor moeten leveren (bijbaan) en soms niet (zakgeld). Bij de besteding van dat geld moeten ze keuzes maken. Het maken van een goede begroting, waarin de verwachte inkomsten en de verwachte uitgaven tegenover elkaar staan, kan bij dit keuzeproces helpen. Hierbij worden verschillende soorten uitgaven onderscheiden: huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en reserveringsuitgaven. Na het maken van de begroting wordt het duidelijk of er naar verwachting in de komende periode geld over is of geld tekort. Bij een tekort op de begroting moeten er maatregelen genomen worden, zoals bezuinigen op de uitgaven, zorgen voor extra inkomen of geld lenen. Als er geld over is, kan dat gespaard worden voor eventuele toekomstige uitgaven.

Ook de regering presenteert elk jaar een begroting. De rijksbegroting wordt altijd op Prinsjesdag aan het parlement aangeboden, samen met de Miljoenennota. In de rijksbegroting staan de bedragen die de overheid het komende jaar verwacht te ontvangen, zoals belastingen, sociale premies en overige ontvangsten. Daarnaast worden ook de verwachte uitgaven vermeld, bijvoorbeeld aan (nieuwe) wegen, onderwijs of andere zaken.

links
Kleedgeld: Hoeveel? (www.nibud.nl)
Jongeren Informatie Punt (www.jip.org)
Prinsjesdag (www.rijksoverheid.nl)
Gemiddelde berekenen (www.economielokaal.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Sparen en lenen

Bij sparen verplaats je het bestedingsmoment van je geld naar de toekomst en bij lenen verplaats je het bestedingsmoment van je (toekomstige) geld naar het heden. Zowel bij sparen als bij lenen moet meestal een bepaald rentepercentage worden vergoed, dat spaarders ontvangen en dat leners moeten betalen.
Als je geld leent, moet dat in de toekomst worden terugbetaald in de vorm van aflossingen. Daarnaast moet je rente betalen over het deel van de lening dat je nog niet hebt afgelost. Hierdoor kun je in de toekomst minder uitgeven aan andere bestedingen. De bank (of andere kredietverstrekker) zal bij een aanvraag voor een lening altijd goed kijken naar je financiële situatie, om zoveel mogelijk te voorkomen dat aflossing of rente in de toekomst niet betaald kunnen worden door de lener. Er zijn verschillende soorten leningen met allemaal net weer andere kenmerken en voorwaarden.

Bij economie worden regelmatig berekeningen gemaakt met procenten. In dit hoofdstuk worden een aantal van de meest voorkomende procentberekeningen beschreven.

links
Wat is lenen? (www.watislenen.nl)
Soorten leningen (www.nibud.nl)
Hypotheek berekenen (www.berekenhet.nl)
Rekenen met procenten (www.beterrekenen.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Financiële beslissingen

Als burger van Nederland ben je zelf verantwoordelijk voor het regelen van je financiën. Je moet jezelf kunnen redden en zelfstandig belangrijke financiële beslissingen kunnen nemen. Je moet dan denken aan beslissingen als:
• Hoe wil ik financieel samenleven met mijn partner?
• Welke verzekeringen sluit ik af?
• Is een huis kopen iets voor mij?
• Hoe regel ik mijn erfenis?
Om deze keuzes verantwoord te kunnen maken is kennis van zaken nodig, bijvoorbeeld over welke bezittingen gemeenschappelijk worden als je gaat trouwen of een partnerschap aangaat.

Niet alle verzekerden lopen evenveel kans op schade. De goede risico’s verwachten minder kans op schade dan de slechte risico’s. Hierdoor kan averechtse selectie optreden. Door de premiehoogte te differentiëren hoeven goede risico’s minder premie te betalen dan slechte risico’s, en wordt voorkomen dat alleen de slechte risico’s de verzekering afsluiten. Als mensen zich verzekerd weten, kunnen ze meer risico’s nemen. Dat heet moral hazard. Hierdoor zullen zij meer schade claimen dan aanvankelijk was voorzien. Door het invoeren van een eigen risico zullen mensen zich weer voorzichtiger gaan gedragen.

Bij de beslissing huren of kopen van een huis speelt de afweging van de woonlasten van kopen of huren een belangrijke rol. Zo maakt de hypotheekrenteaftrek kopen aantrekkelijker. Bij koop bouw je een vermogen op. Het woongenot is bij de beslissing een belangrijke niet-financiële factor.

Een erfenis betreft alle bezittingen en schulden die een overledene achterlaat. Is er geen testament dan bepaalt het erfrecht wie de erfenis krijgt. Over het erfdeel moet erfbelasting worden betaald. Hoeveel dat is, is afhankelijk van de relatie met de overledene en de vrijstelling erfbelasting. Is er wel een testament dan heeft de overledene hierin zelf opgenomen wie de erfgenamen zijn.

links
Het verschil tussen trouwen, geregistreerd partnerschap en samenlevingscontract (video 3 min.)
Schadeverzekeringen (video 6 min.)
Risico en verzekeren (video 15 min.)
Wie krijgt de erfenis (video 2 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

De consument dat ben jij

Als consument bepaal je wat je koopt of niet en daarmee geef je aan wat je belangrijk vindt. Jouw keuzes hebben dus invloed op (de gevolgen van) de productie.

Bij productie treden effecten op die niet in de prijs zijn meegenomen. Deze zogenaamde externe effecten kunnen positief en negatief zijn. Voorbeelden van externe effecten zijn armoede als gevolg van slechte arbeidsomstandigheden (sociaal effect) en milieuvervuiling door bijvoorbeeld vliegen.

Consumenten houden soms wel en soms geen rekening met duurzaamheid. Verreweg de grootste groep doet dat soms. Als consumenten weinig weten over de omstandigheden waarin producten worden geproduceerd (er is weinig transparantie) dan is het lastig om daar rekening mee te houden bij de koopbeslissing. Keurmerken kunnen hiervoor een oplossing zijn.

De morele vrijbrief maakt maatschappelijk bewust gedrag nog ingewikkelder. Consumenten gaan meer van een milieuvriendelijke variant van een product gebruiken waardoor de milieubelasting toeneemt. Een waterbesparende douchekop bespaart alleen water als je even lang of zelfs korter doucht dan voorheen.

links
Externe effecten (video 5 min.)
Morele vrijbrief (video 2 min.)
Hoezo samen delen (video 47 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 4