Lesbrief Kiezen en Werken (6e druk)
In deze tweede lesbrief verdiepen we ons verder in de vakken economie en bedrijfseconomie. Hopelijk heb je in de eerste lesbrief ontdekt dat beide vakken gaan over de dagelijkse dingen om je heen. De titel van deze lesbrief geeft weer waar we de komende tijd mee bezig zullen zijn, met werken en de keuzes die daarbij gemaakt moeten worden. In je dagelijkse leven spelen werken en kiezen een belangrijke rol. Als scholier maak je al keuzes met betrekking tot wel of niet (on)betaald werken. Later moet je kiezen of je bij een baas gaat werken of een eigen bedrijf begint.
Hoofdstuk 1
De verdeling van het inkomen
De meeste mensen ontvangen een vorm van inkomen. Dat kan primair inkomen of overdrachtsinkomen zijn of een combinatie van beiden. Tel je alle primaire inkomens van een land bij elkaar op, dan krijg je het nationaal inkomen van een land. Primaire inkomens worden verdiend doordat mensen productiefactoren (arbeid, natuur, kapitaal en ondernemerschap) die zij bezitten in gaan zetten in het productieproces. Het geld dat vervolgens met dat productieproces wordt verdiend, wordt verdeeld over de eigenaars van de ingezette productiefactoren in de vorm van loon, pacht, huur, rente en winst. Van de primaire inkomens moet een deel worden afgestaan aan de overheid, die een gedeelte daarvan weer uitkeert als overdrachtsinkomen aan de mensen die geen of onvoldoende primair inkomen ontvangen om in hun levensonderhoud te voorzien.
Niet iedereen verdient evenveel. Hoe groot de relatieve inkomensverschillen zijn, kan weergegeven worden met behulp van een lorenzcurve. Hoe verder de lorenzcurve van de (denkbeeldige) middellijn afligt, des te groter zijn de inkomensverschillen. Te grote inkomensverschillen doen afbreuk aan de welvaart.
Sinds de jaren 30 van de vorige eeuw gebruiken economen de groei van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking als maatstaf om te meten of de welvaart gestegen is. De redenering is dat een hoger bbp per hoofd betekent dat er meer goederen en diensten per hoofd beschikbaar zijn en dat er dus meer behoeften vervuld kunnen worden. Tegenwoordig is er echter steeds meer behoefte aan een breder welvaartsbegrip en zijn er andere methodieken ontwikkeld om de mate van welvaart te meten, zoals de Human Development Index en het groen bbp.
links
Primair- en secundair inkomen, nationaal inkomen en nationaal product (video 2½ min.)
Bbp (video 3 min.)
Begrippenlijst hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Markten
Goederen en diensten worden via markten verhandeld, waarbij de prijs bepaald wordt door vraag en aanbod. Bij een prijsstijging zal de vraag afnemen en het aanbod toenemen. Bij een prijsdaling zal de vraag toenemen en het aanbod afnemen. Deze reacties van vraag en aanbod op prijsveranderingen zullen ervoor zorgen dat de markt in een evenwichtssituatie belandt. Als de vraag bijvoorbeeld groter is dan het aanbod, zal de prijs gaan stijgen, waardoor de vraag afneemt en het aanbod toeneemt. Dit proces gaat net zo lang door totdat vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn en er sprake is van evenwicht op de markt. Bij dit marktevenwicht hoort een bepaalde evenwichtsprijs en een bepaalde evenwichtshoeveelheid. Dit evenwicht kan grafisch worden weergegeven in een grafiek of rekenkundig in een vraag- en aanbodmodel.
Behalve markten voor goederen en diensten zijn er ook nog andere markten. Een voorbeeld is de markt waar de productiefactor arbeid verhandeld wordt, de zogenoemde arbeidsmarkt. Hierbij zijn de werkenden en de werklozen de aanbieders van (de productiefactor) arbeid en bedrijven en overheid de vragers naar (de productiefactor) arbeid. De prijs die vervolgens voor arbeid tot stand komt, wordt het loon genoemd.
links
Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen (www.economiepagina.com)
De arbeidsmarkt (video 1½ min.)
Begrippenlijst hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Een eigen bedrijf
Het lijkt velen ideaal om later eigen baas te zijn, maar is dat wel zo? Wat zijn de voordelen en de nadelen van een eigen bedrijf ten opzichte van werken in loondienst?
Voordat je een bedrijf start, beschrijf je je ideeën en plannen in een ondernemingsplan. Allereerst beschrijf je wie je bent, over welke vaardigheden je beschikt en wat het doel is van je onderneming. Daarnaast onderzoek je aan welke regels je moet voldoen en welke vergunningen er nodig zijn.
In het marketingplan beschrijf je hoe je je producten en diensten onder de aandacht van potentiële klanten brengt. Een hulpmiddel voor het bepalen van de marketingstrategie is de SWOT-analyse. De marketingstrategie wordt vervolgens uitgewerkt met behulp van de marketingmix.
Uit het financieel plan blijkt of het idee financieel haalbaar is: hoe bereken je de verwachte omzet van je bedrijf en wat zijn de te verwachten inkoopkosten? Hoe hoog zullen de bedrijfskosten zijn en hoe bereken je de te verwachten brutowinst en nettowinst? Pas als er een maand voorbij is kun je de werkelijke omzet, de kosten en de bruto- en nettowinst bepalen en weet je of het de moeite waard is geweest.
links
Bedrijf starten (www.kvk.nl)
Bedrijf starten (video 1½ min.)
Bedrijf starten (www.startbedrijf.nl)
Marketingmix (video 4 min.)
Begrippenlijst hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
De financiële administratie van een eigen bedrijf
Wat moet je allemaal weten over de financiële administratie als je ondernemer bent? Je moet weten wat een balans is, wat er op een balans staat, waarom er een debetzijde en creditzijde is. Daarnaast is de resultatenrekening, ook wel winst- en verliesrekening genoemd, belangrijk. Op de resultatenrekening kun je lezen wat de opbrengsten zijn, wat de kosten zijn en of je winst hebt gemaakt. In dit hoofdstuk leer je een balans opstellen, je leert hoe financiële transacties leiden tot veranderingen op de balans en hoe je een resultatenrekening moet maken. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de btw, die voor de onderneming geen opbrengst geeft maar ook geen kostenpost is.
links
Balans en resultatenrekening (uitlegvideo 12½ min.)
Btw berekenen (www.belastingdienst.nl)