Lesbrief Economisch Beleid (1e druk)

Economisch beleid is beleid waarbij overheden en centrale banken met allerlei maatregelen proberen de economie en daarmee de welvaart evenwichtig te laten groeien.
In hoofdstuk 1 zien we hoe centrale banken de economische groei kunnen bevorderen door ervoor te zorgen dat het vertrouwen van het publiek in geld als algemeen aanvaard ruilmiddel zo hoog mogelijk blijft. De centrale banken voeren daartoe het monetaire beleid uit, waarbij vooral het rente-instrument gebruikt wordt om zo de inflatie te sturen.
In hoofdstuk 2 wordt vervolgens besproken hoe overheden met begrotingsbeleid economische groei kunnen bevorderen. Door aanpassingen in belastingen en overheidsuitgaven beïnvloeden overheden de bestedingen en daarmee de productie en de welvaart op korte termijn.
In de hoofdstukken 3 en 4 wordt het IS-MB-GA-model besproken aan de hand waarvan een analyse kan worden gemaakt van oorzaken en gevolgen als een economie op korte termijn afwijkt van het langetermijnevenwicht. Ook kan aan de hand van dat model bekeken worden wat voor soort economisch beleid (begrotingsbeleid en/of monetair beleid) er gevoerd kan worden om onevenwichtigheden zo snel mogelijk te herstellen.

Hoofdstuk 1

Monetair Beleid

Een centrale bank dient ervoor te zorgen dat het publiek vertrouwen in het geldstelsel behoudt, zodat het publiek geld steeds als algemeen aanvaard ruilmiddel, als oppotmiddel en als rekenmiddel zal blijven gebruiken. Om die taak uit te kunnen voeren, houdt een centrale bank financieel toezicht op banken en gebruikt zij het rentebeleid om de inflatie te stabiliseren.

Banken moeten altijd geld lenen bij de centrale bank, waardoor de centrale bank de rente die banken aan het publiek berekenen kan sturen. Bij een te lage/hoge inflatie verruimt/verkrapt de centrale bank het monetaire beleid en daalt/stijgt de rente, om zo de bestedingen te stimuleren/af te remmen en de inflatie aan te wakkeren/af te remmen. De meeste centrale banken proberen het inflatiepercentage net onder de 2% te houden, omdat een klein beetje inflatie de bestedingen aan de gang houdt en tevens een buffer vormt tegen deflatie. Bij te hoge inflatie verliest het publiek het vertrouwen in geld als ruilmiddel. De laatste jaren ligt het inflatiepercentage in de eurozone steeds te ver onder de 2%. Dit was voor de Europese Centrale Bank reden de rente te verlagen tot 0%.

links
Centrale bank, financieel toezicht, geldschepping (uitlegvideo 10 min.)
Monetair beleid, inflatie, rente-instrument (uitlegvideo 14 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Conjunctuurschommelingen

De economie bevindt zich steeds in één van de drie conjunctuurfasen, namelijk bestedingsevenwicht, laagconjunctuur/onderbesteding of hoogconjunctuur/overbesteding. Bij bestedingsevenwicht is de werkelijke productie gelijk aan de potentiële productie en is de arbeidsmarkt niet ruim of krap te noemen. Hierdoor oefenen zowel bestedingen als arbeidsmarkt geen invloed uit op de inflatie, omdat de economie zich in het langetermijnevenwicht bevindt. Bij laagconjunctuur is de productie lager dan de potentiële productie, bij hoogconjunctuur is de productie juist hoger dan de potentiële productie. Beide conjunctuurfasen zijn niet wenselijk, omdat ze welvaartsverliezen met zich meebrengen. Om het langetermijnevenwicht zo snel mogelijk te herstellen, kan een overheid anticyclisch begrotingsbeleid voeren, waarbij ze de belastingen kan verhogen/verlagen of de overheidsbestedingen kan verlagen/verhogen. Op deze manier worden de bestedingen afgeremd/gestimuleerd, al naar gelang de conjunctuurfase waarin de economie zich bevindt.

links
Inverdieneffect en uitverdieneffect (uitlegvideo 11 min.)
Automatische conjunctuurstabilisatoren (uitlegvideo 8 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

De onderdelen van het IS-MB-GA-model

Economen maken vaak gebruik van economische modellen om de economie te doorgronden en de effecten van mogelijke beleidswijzigingen door te rekenen. Een veel gebruikt model is het IS-MB-GA-model, waarmee conjuncturele onevenwichtigheden kunnen worden geanalyseerd en dat als hulpmiddel kan dienen om erachter te komen welk economisch beleid het meest effectief is in een bepaalde conjunctuurfase.

Als eerste wordt vanuit de economische kringloop van een gesloten economie het keynesiaanse kruis grafisch weergegeven. In het keynesiaanse kruis geeft het snijpunt tussen de bestedingslijn en de evenwichtsvoorwaarde aan bij welke inkomenshoogte de goederenmarkt (en daarmee ook de vermogensmarkt) in evenwicht is. Een hogere reële rente zorgt voor een (evenwijdige) verschuiving van de bestedingslijn naar beneden, waardoor het snijpunt bij een lager inkomen komt te liggen. Bij een lagere reële rente ontstaat er juist een hoger inkomen. Alle combinaties van reële rente en daarbij behorend inkomen kunnen we vervolgens in één lijn tekenen: de IS-curve. Via het snijpunt van de IS-curve met de MB-curve, die de monetaire beleidsregel van de centrale bank weergeeft, is uit het IS-MB-blok af te leiden hoe hoog het werkelijke inkomen is. Uit de GA-curve is vervolgens af te leiden of en zo ja welke inflatieveranderingen er plaats gaan vinden, waarna de GA-curve in de volgende periode kan gaan verschuiven. Ook kan in die volgende periode de MB-curve omhoog of omlaag schuiven, afhankelijk van de reactie van de centrale bank op de eventuele inflatieverandering.

links
Keynesiaans kruis, inkomensevenwicht, multipliereffect (uitlegvideo 21 min.)
IS-curve, MB-curve, overheidsbeleid en monetair beleid (uitlegvideo 16 min.)
GA-curve, inflatie en inflatieverwachtingen (§ 3.6) (uitlegvideo 16 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

De toepassing van het IS-MB-GA-model

Als het langetermijnevenwicht verstoord wordt, kan met behulp van het IS-MB-GA-model geanalyseerd worden wat de gevolgen daarvan zijn en welk beleid gevoerd kan worden om het langetermijnevenwicht weer zo snel mogelijk te herstellen. De verstoring, het effect daarvan op inkomen, werkgelegenheid en inflatie en het herstel zelf verlopen volgens een aantal vaste stappen.

Het begint bij een verstoring, bijvoorbeeld door een negatieve vraagschok (daling consumentenvertrouwen) dalen de bestedingen, waardoor de IS-curve naar links verschuift en het inkomen daalt. De lagere bestedingen en ruimere arbeidsmarkt zorgen voor een daling van zowel de bestedingsinflatie als de loonkosteninflatie, af te leiden uit de verschuiving naar beneden die langs de GA-curve optreedt. Het aanbod zal door de lagere inflatie afnemen, omdat de winstmarge daalt doordat productiekosten op korte termijn grotendeels vastliggen wegens prijsrigiditeit. Omdat de verwachte inflatie voor de volgende periode nu ook daalt, zal de GA-curve in de volgende periode naar beneden schuiven. Ook de MB-curve schuift naar beneden, omdat de centrale bank de inflatie probeert aan te wakkeren met een verruimend monetair beleid en dus een lagere reële rente. De lagere rente zorgt voor een toename van de bestedingen, waardoor de productie weer toeneemt. Dit proces gaat net zo lang door totdat de productie weer gelijk is aan de potentiële productie en het langetermijnevenwicht hersteld is.

Welk beleid het meest effectief is in het bestrijden van kortetermijnonevenwichtigheden – begrotingsbeleid, monetair beleid of geen van beiden – is afhankelijk van de economische visie van degene waar je het aan vraagt. Hier denken de keynesianen, de monetaristen en de klassieken alle drie heel anders over, omdat hun ideeën over de sturende mechanismen in een economie sterk verschillen.

Toepassing van het IS-MB-GA-model (§ 4.1 en § 4.2) (uitlegvideo 19 min.)
Economische visies op het IS-MB-GA-model (§ 4.3 en § 4.4) (uitlegvideo 12 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 4