Lesbrief Kopen en Werken (3e druk)

Economie gaat over gedrag van mensen, dus over zaken die je in je eigen omgeving kunt zien. Bij het vak economie is een huishouden elke eenheid die zelfstandig economische beslissingen neemt. Bij economische beslissingen gaat het vaak om het maken van keuzes. Je kunt kiezen wat voor soort werk je wilt doen, hoelang je wilt werken, wat je met je vrije tijd doet, wat je koopt met je geld of hoeveel geld je maandelijks wilt sparen. In deze lesbrief komen verschillende begrippen die daar mee te maken hebben aan de orde. Je leert onder andere rekenen met procenten, budgetteren en hoe je kunt sparen en lenen. En wat is het verschil tussen een eigen bedrijf hebben en werken voor een baas?

Hoofdstuk 1

Begroten voor iedereen

Jongeren ontvangen vaak geld uit verschillende bronnen, waar ze soms wel een tegenprestatie voor moeten leveren (bijbaan) en soms niet(zakgeld). Bij de besteding van dat geld moeten ze keuzes maken. Het maken vaneen goede begroting, waarin de verwachte inkomsten en de verwachte uitgaven tegenover elkaar staan, kan bij dit keuzeproces helpen. Hierbij worden verschillende soorten uitgaven onderscheiden: huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en reserveringsuitgaven. Na het maken van de begroting wordt het duidelijk of er naar verwachting in de komende periode geld over is of geldtekort. Bij een tekort op de begroting moeten er maatregelen genomen worden,zoals bezuinigen op de uitgaven, zorgen voor extra inkomen of geld lenen. Als er geld over is, kan dat gespaard worden voor eventuele toekomstige uitgaven.

Ook de regering presenteert elk jaar een begroting. De rijksbegroting wordt altijd op Prinsjesdag aan het parlement aangeboden, samen met de Miljoenennota. In de rijksbegroting staan de bedragen die de overheid het komende jaar verwacht te ontvangen, zoals belastingen, sociale premies en overige ontvangsten. Daarnaast worden ook de verwachte uitgaven vermeld, bijvoorbeeld aan (nieuwe) wegen, onderwijs of andere zaken.

links
Hoeveel kleedgeld? (www.nibud.nl)
Budgetlijn (video 2 min.)
Prinsjesdag (www.rijksoverheid.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

De verdeling van het inkomen

De meeste mensen ontvangen een vorm van inkomen. Dat kan primair inkomen of overdrachtsinkomen zijn of een combinatie van beiden. Tel je alle primaire inkomens van een land bij elkaar op, dan krijg je het nationaal inkomen van een land. Primaire inkomens worden verdiend doordat mensenproductiefactoren (arbeid, natuur, kapitaal en ondernemerschap) die zij bezitten in gaan zetten in het productieproces. Het geld dat vervolgens met dat productieproces wordt verdiend, wordt verdeeld over de eigenaars van de ingezette productiefactoren in de vorm van loon, pacht, huur, rente en winst.Van de primaire inkomens moet een deel worden afgestaan aan de overheid, die een gedeelte daarvan weer uitkeert als overdrachtsinkomen aan de mensen die geen of onvoldoende primair inkomen ontvangen om in hun levensonderhoud te voorzien.

Niet iedereen verdient evenveel. Hoe groot de relatieve inkomensverschillen zijn, kan weergegeven worden met behulp van een lorenzcurve. Hoe verder de lorenzcurve van de (denkbeeldige) middellijn afligt,des te groter zijn de inkomensverschillen. Te grote inkomensverschillen doen afbreuk aan de welvaart.

Sinds de jaren 30 van de vorige eeuw gebruiken economen de groei van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking als maatstaf om te meten of de welvaart gestegen is. De redenering is dat een hoger bbp per hoofd betekent dat er meer goederen en diensten per hoofd beschikbaar zijn en dat er dus meer behoeften vervuld kunnen worden. Tegenwoordig is er echter steeds meer behoefte aan een breder welvaartsbegrip en zijn er andere methodieken ontwikkeld om de mate van welvaart te meten, zoals de Human Development Index en het groen bbp.

links
Bbp (video 3 min.)
De onterechte verafgoding van het bbp (video 6 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Sparen en lenen

Sparen en lenen zijn voorbeelden van ruilen over de tijd. Bij ruilen over de tijd verplaats je het moment in de tijd waarop je je geld besteedt. Bij sparen verplaats je het bestedingsmoment van je geld naar de toekomst, bij lenen verplaats je het bestedingsmoment van je (toekomstige) geld naar het heden. Zowel bij sparen als bij lenen moet meestal een bepaald rentepercentage worden vergoed, dat spaarders ontvangen en dat leners moeten betalen.

Bij het vak economie worden regelmatig berekeningen gemaakt met procenten. In dit hoofdstuk worden een aantal van de meest voorkomende procentberekeningen beschreven.
Als je geld leent, moet dat in de toekomst worden terugbetaald in de vorm van aflossingen. Daarnaast moet je rente betalen over het deel van de lening dat je nog niet hebt afgelost. Hierdoor kun je in de toekomst minder uitgeven aan andere bestedingen. De bank (of andere kredietverstrekker) zal bij een aanvraag voor een lening altijd goed kijken naar je financiële situatie, om zoveel mogelijk te voorkomen dat aflossing of rente in de toekomst niet betaald kunnen worden door de lener. Er zijn verschillende soorten leningen met allemaal net weer andere kenmerken en voorwaarden.

links
Soorten leningen (www.nibud.nl)
Wat is lenen? (www.watislenen.nl)
Hypotheek berekenen (www.berekenhet.nl)
Rekenen met procenten (www.beterrekenen.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Een eigen bedrijf

Het lijkt velen ideaal om later eigen baas te zijn, maar is dat wel zo? Wat zijn de voordelen en de nadelen van een eigen bedrijf ten opzichte van werken in loondienst?

Voordat je een bedrijf start, beschrijf je je ideeën en plannen in een ondernemingsplan. Allereerst beschrijf je wie je bent, over welke vaardigheden je beschikt en wat het doel is van je onderneming. Daarnaast onderzoek je aan welke regels je moet voldoen en welke vergunningen er nodig zijn.

In het marketingplan beschrijf je hoe je je producten en diensten onder de aandacht van potentiële klanten brengt. Een hulpmiddel voor het bepalen van de marketingstrategie is de SWOT-analyse. De marketingstrategie wordt vervolgens uitgewerkt met behulp van de marketingmix.

Uit het financieel plan blijkt of het idee financieel haalbaar is: hoe bereken je de verwachte omzet van je bedrijf en wat zijn de te verwachten inkoopkosten? Hoe hoog zullen de bedrijfskosten zijn en hoe bereken je de te verwachten brutowinst en nettowinst? Pas als er een maand voorbij is kun je de werkelijke omzet, de kosten en de bruto- en nettowinst bepalen en weet je of het de moeite waard is geweest.

links
Het starten van een eigen onderneming (www.kvk.nl)
Platform voor startende ondernemers (www.startbedrijf.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

De financiële administratie van een eigen bedrijf

Wat moet je allemaal weten over de financiële administratie als je ondernemer bent? Je moet weten wat een balans is, wat er op een balans staat, waarom er een debetzijde en creditzijde is. Daarnaast is de resultatenrekening, ook wel winst- en verliesrekening genoemd, belangrijk. Op de resultatenrekening kun je lezen wat de opbrengsten zijn, wat de kosten zijn en of je winst hebt gemaakt. In dit hoofdstuk leer je een balans opstellen, je leert hoe financiële transacties leiden tot veranderingen op de balans en hoe je een resultatenrekening moet maken. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de btw, die voor de onderneming geen opbrengst geeft maar ook geen kostenpost is.

links
Balans en resultatenrekening (www.jdjong.nl)
Omzetbelasting (www.financieel.infonu.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Markten

Goederen en diensten worden via markten verhandeld, waarbij de prijs bepaald wordt door vraag en aanbod. Bij een prijsstijging zal de vraag afnemen en het aanbod toenemen. Bij een prijsdaling zal de vraag toenemen en het aanbod afnemen. Deze reacties van vraag en aanbod op prijsveranderingen zullen ervoor zorgen dat de markt in een evenwichtssituatie belandt. Als de vraag bijvoorbeeld groter is dan het aanbod, zal de prijs gaan stijgen, waardoor de vraag afneemt en het aanbod toeneemt. Dit proces gaat net zo lang door totdat vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn en er sprake is van evenwicht op de markt. Bij dit marktevenwicht hoort een bepaalde evenwichtsprijs en een bepaalde evenwichtshoeveelheid. Dit evenwicht kan grafisch worden weergegeven in een grafiek of rekenkundig in een vraag- en aanbodmodel.

Behalve markten voor goederen en diensten zijn er ook nog andere markten. Een voorbeeld is de markt waar de productiefactor arbeid verhandeld wordt, de zogenoemde arbeidsmarkt. Hierbij zijn de werkenden en de werklozen de aanbieders van (de productiefactor) arbeid en bedrijven en overheid de vragers naar (de productiefactor) arbeid. De prijs die vervolgens voor arbeid tot stand komt, wordt het loon genoemd.

links
De arbeidsmarkt (video 2 min.)
Marktvormen (video 8 min.)
Evenwichtsprijs berekenen (www.economiepagina.com)

Begrippenlijst hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

De consument dat ben jij

Als consument bepaal je wat je koopt of niet en daarmee geef je aan wat je belangrijk vindt. Jouw keuzes hebben dus invloed op (de gevolgen van) de productie.

Bij productie treden effecten op die niet in de prijs zijn meegenomen. Deze zogenaamde externe effecten kunnen positief en negatief zijn.Voorbeelden van externe effecten zijn armoede als gevolg van slechte arbeidsomstandigheden (sociaal effect) en milieuvervuiling door bijvoorbeeld vliegen.

Consumenten houden soms wel en soms geen rekening met duurzaamheid. Verreweg de grootste groep doet dat soms. Als consumenten weinig weten over de omstandigheden waarin producten worden geproduceerd (er is weinig transparantie) dan is het lastig om daar rekening mee te houden bij de koopbeslissing. Keurmerken kunnen hiervoor een oplossing zijn.

De morele vrijbrief maakt maatschappelijk bewust gedrag nog ingewikkelder. Consumenten gaan meer van een milieuvriendelijke variant van een product gebruiken waardoor de milieubelasting toeneemt. Een waterbesparende douchekop bespaart alleen water als je even lang of zelfs korter doucht dan voorheen.

links
Hoezo samen delen? (video 47 min.)
Morele vrijbrief (video 2 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Financiële zelfredzaamheid

Als burger van Nederland ben je zelf verantwoordelijk voor het regelen van je financiën. Je moet jezelf kunnen redden en zelfstandig belangrijke financiële beslissingen kunnen nemen. Je moet dan denken aan beslissingen als:
• Hoe wil ik financieel samenleven met mijn partner?
• Welke verzekeringen sluit ik af?
• Is een huis kopen iets voor mij?
• Hoe regel ik mijn erfenis?
Om deze keuzes verantwoord te kunnen maken is kennis van zaken nodig, bijvoorbeeld over welke bezittingen gemeenschappelijk worden als je gaat trouwen of een partnerschap aangaat.

Niet alle verzekerden lopen evenveel kans op schade. De goede risico’s verwachten minder kans op schade dan de slechte risico’s. Hierdoor kan averechtse selectie optreden. Door de premiehoogte te differentiëren hoeven goede risico’s minder premie te betalen dan slechte risico’s, en wordt voorkomen dat alleen de slechte risico’s de verzekering afsluiten. Als mensen zich verzekerd weten, kunnen ze moreel wangedrag gaan vertonen. Hierdoor zullen zij meer schade claimen dan aanvankelijk was voorzien. Door het invoeren van een eigen risico zullen mensen zich weer voorzichtiger gaan gedragen.

Bij de beslissing huren of kopen van een huis speelt de afweging van de woonlasten van kopen of huren een belangrijke rol. Zo maakt de hypotheekrenteaftrek kopen aantrekkelijker. Bij koop bouw je een vermogen op. Het woongenot is bij de beslissing een belangrijke niet-financiële factor.

Een erfenis betreft alle bezittingen en schulden die een overledene achterlaat. Is er geen testament dan bepaalt het erfrecht wie de erfenis krijgt. Over het erfdeel moet erfbelasting worden betaald. Hoeveel dat is, is afhankelijk van de relatie met de overledene en de vrijstelling erfbelasting. Is er wel een testament dan heeft de overledene hierin zelf opgenomen wie de erfgenamen zijn.

Begrippenlijst hoofdstuk 8