Lesbrief Werk en Werkloosheid (2e druk)

De lesbrief Werk en Werkloosheid is een keuzelesbrief en gaat over arbeidsparticipatie, arbeidsvoorwaarden, de koopkracht van het inkomen, prijscompensatie, lonen, verschillende soorten werkloosheid, arbeidsmigratie en over de kansen op de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 1

Werken of vrije tijd?

De werkgelegenheid kan worden gemeten in personen en in arbeidsjaren (= aantal volledige banen van 38 uur per week). Omdat een gedeelte van alle personen in deeltijd werkt, is het aantal volledige banen kleiner dan de werkgelegenheid in personen. De werkgelegenheid in arbeidsjaren noemen we ook wel het arbeidsvolume.

De p/a ratio geeft de verhouding weer tussen het aantal werkzame personen en het aantal arbeidsjaren. Het geeft aan hoeveel personen nodig zijn om 1 volledige baan in te vullen.

aantal personen met een baan
p/a-ratio = ————————————————————————
     totaal aantal arbeidsjaren

De p/a ratio wordt hoger naarmate er meer in deeltijd wordt gewerkt.
De mensen tussen de 15 en 75 jaar vormen de potentiële beroepsbevolking, ook wel de beroepsgeschikte bevolking genoemd. De beroepsbevolking bestaat uit alle mensen die werken en werkloos zijn. De werkgelegenheid bestaat uit alle mensen die in loondienst werken en alle zelfstandigen.

Door de beroepsbevolking uit te drukken in een percentage van de potentiële beroepsbevolking vinden we de bruto participatiegraad, ook wel deelnemingspercentage genoemd.

werkzame + werkloze beroepsbevolking
Bruto participatiegraad = —————————————————–——————––——————– x 100%
        potentiële beroepsbevolking

Door alleen de werkzame beroepsbevolking uit te drukken in een percentage van de potentiële bevolking vinden we de netto participatiegraad.

werkzame beroepsbevolking
Netto participatiegraad = ————————————–———–—–—————— x 100%
potentiële beroepsbevolking

links
Waarom werken veel vrouwen parttime? (video 4 min.)
Nederland anno 2020: mannen werken, vrouwen zorgen (video 3 min.)
p/a-ratio (uitlegvideo 3 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Moet de arbeidsparticipatie omhoog?

Een gedeelte van de potentiële beroepsbevolking (15 tot 75 jaar) heeft geen inkomen uit arbeid. Sommigen hebben een uitkering. De mensen met een uitkering noemen we de inactieven. De actieven zijn de mensen met een betaalde baan.

 aantal inactieven
i/a-ratio = ————————————————  × 100
  aantal actieven

In dit verhoudingsgetal wordt bij actieven uitgegaan van actieven met een volledige baan (arbeidsjaren) en bij inactieven van een volledige uitkering (uitkeringsjaren). Als het aantal inactieven toeneemt ten opzichte van het aantal actieven dan stijgt de i/a-ratio. Met name door een sterke groei van het aantal AOW’ers (de vergrijzing) zal de i/a-ratio stijgen. Een te hoge i/a-ratio kan de betaalbaarheid van de uitkeringen in gevaar brengen.
Oplossingen voor dit probleem zijn:
• Het totale bedrag dat voor uitkeringen nodig is kleiner maken door het aantal mensen dat recht heeft op een uitkering te beperken of de hoogte van de uitkering te verlagen.
• Het totale inkomen waarover belastingen en premies worden betaald vergroten door het aantal actieven te verhogen, bijvoorbeeld door de AOW-leeftijd te verhogen. Het kan ook door het verhogen van de productie per actieve. De productie kan toenemen door een toename van de arbeidsproductiviteit. Dit kan door scholing, technische ontwikkelingen of een betere arbeidsdeling en specialisatie.

links
Vergrijzing (video 3 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Loonvorming

Als je gaat werken voor een bedrijf sluit je als werknemer met de werkgever een individueel arbeidscontract. Hierin worden de rechten en plichten van beide partijen (werk verrichten enerzijds en loon betalen anderzijds) vastgelegd. Je verdient minstens een door de overheid vastgesteld minimumloon. Het minimumloon is het loon dat iemand van 21 jaar wettelijk moet krijgen. Voor jongeren is er het minimumjeugdloon. In het arbeidscontract staan de primaire arbeidsvoorwaarden, zoals loon en de normale arbeidstijd. In het contract staan ook de secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals onkostenvergoedingen, reiskostenvergoedingen, pauzeregelingen, vakantieregelingen, verlofregeling, auto van de zaak, enzovoort. De arbeidsvoorwaarden zijn gebaseerd op een collectief contract dat geldt voor alle werknemers in een bepaald bedrijf of in een bepaalde bedrijfstak: de collectieve arbeidsovereenkomst, de cao.

Een cao wordt afgesloten tussen de onderhandelaars van de vakbonden en de onderhandelaars van de werkgeversbonden of de directie van een bedrijf. In de cao worden loonsverhogingen afgesproken die voor iedereen in dat bedrijf of die bedrijfstak gelden. De loonstijging in euro’s noemen we de nominale loonstijging. Een nominale loonstijging hoeft niet te betekenen dat je voor het hogere loon ook meer kunt kopen. Daarvoor moet je ook rekening houden met de stijging van de prijzen (inflatie). Als je loon harder stijgt dan de prijzen dan neemt je koopkracht toe. Dit heet een stijging van het reële loon. Een individu kan ook een hoger loon krijgen vanwege een promotie of het afronden van een opleiding. Deze loonstijging geldt niet voor alle werknemers, we noemen dit een incidentele loonstijging.

links
Bereken jouw minimumloon (www.rijksoverheid.nl)

Begrippenlijst hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Werkloosheid

De werkloosheid wordt uitgedrukt in een percentage van de beroepsbevolking:

 aantal werklozen
Werkloosheidspercentage = ——————————————————  × 100
  beroepsbevolking

Conjunctuur
In een periode van laagconjunctuur zijn de bestedingen relatief laag. Hierdoor daalt de productie en daalt de vraag naar arbeid en stijgt de werkloosheid. Werkloosheid die ontstaat door te lage bestedingen noemen we conjuncturele werkloosheid.

Natuurlijke werkloosheid
Evenwicht op de arbeidsmarkt betekent dat er geen werkloosheid is. Deze situatie komt niet voor. Er is altijd enige werkloosheid. Werkloosheid die niet het gevolg is van de op- en neergang van de economie noemen we natuurlijke werkloosheid. De natuurlijke werkloosheid wordt veroorzaakt door:
• Frictie werkloosheid: werknemers die van baan wisselen zijn tijdelijk werkloos omdat het enige tijd duurt om een (nieuwe) geschikte baan te vinden. Hetzelfde geldt voor schoolverlaters.
• Structurele werkloosheid: ontstaat door blijvende veranderingen in de economie zoals het vervangen van arbeid door machines, verplaatsing van productie naar lagelonenlanden, verslechtering van de internationale concurrentiepositie en door te hoge lonen.

Om structurele werkloosheid te bestrijden kan de overheid banen scheppen bij de overheid (ambtenaren, sociale werkplaatsen), subsidies geven aan werkgevers die laagproductieve werklozen in dienst nemen en laagproductieve werklozen scholen (die daardoor productiever kunnen worden).
De omvang van de werkgelegenheid kan berekend worden aan de hand van de volgende formule:

productie
werkgelegenheid = —————————————————  × 100
arbeidsproductiviteit

links
Wat moet je doen als je werkloos bent? (video 5 min.)
Ik word werkloos (video 5 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Arbeidsmigratie

Arbeidsimmigratie kan positieve effecten hebben op de welvaart van een land omdat knelpunten op de arbeidsmarkt beter kunnen worden opgelost.

In de EU is in principe vrij verkeer van arbeid. Voor inwoners van landen waar het loon lager ligt dan in Nederland kan het aantrekkelijk zijn om in Nederland te gaan werken. Met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt (laaggeschoold werk) is er sprake van verdringing van Nederlanders door buitenlanders. Vanwege de armoedeval is het voor Nederlanders vaak financieel niet aantrekkelijk om deze banen te accepteren. Dit kan nog versterkt worden als het minimumloon en de cao-afspraken worden ontdoken. In dat geval worden de arbeidsimmigranten uitgebuit. Met arbeidsmigranten doelt men vaak op gastarbeiders uit Oost-Europa. Daarnaast komen er ook expats en vluchtelingen naar Nederland.

links
Wat vinden arbeidsmigranten van Nederland? (video 7½ min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

(On)gelijke kansen op de arbeidsmarkt

Door negatieve voordoordelen en/of stereotype denkbeelden hebben sommige mensen minder kans op het krijgen van een baan. Hoewel wettelijk verboden, is er nog wel eens sprake van discriminatie van niet-westerse migranten. Op basis van hun (achter)naam worden ze dan niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.

Vrouwen verdienen gemiddeld een lager uurloon dan mannen Dit noemen we de gender-paygap. Ook zijn er relatief weinig vrouwen met een topfunctie. De overheid probeert dit recht te trekken door middel van een vrouwenquotum.

links
Vrouwenquotum (video 3 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 6