Lesbrief Markt en Overheid (5e druk)

In de lesbrief Markt en Overheid staan de verschillende marktvormen centraal. Achtereenvolgens komen aan bod de markt van volledige mededinging (volkomen concurrentie), monopolie, oligopolie en monopolistische concurrentie.

De markt levert niet altijd de door de overheid gewenste uitkomsten. Zo kan de prijs van een product te hoog of te laag zijn, voldoen de producten niet aan de gewenste kwaliteit of worden producten niet gemaakt terwijl er wel behoefte aan is. Daarom bemoeit de overheid zich met de productie. Welzijn en milieu kunnen ook motieven zijn voor de overheid om in te grijpen.

links
Marktvormen (video 15 min.)

Hoofdstuk 1

De telefoniemarkt

Op de markt voor mobiele telefoons zijn veel bedrijven actief. Iedere aanbieder van mobiele telefonie heeft zijn eigen telefoonproduct waardoor het voor consumenten moeilijk is om een juiste keuze te maken. Vandaar de prijsverschillen tussen de verschillende telefoonproducten.

Het vrije spel van vraag en aanbod wordt ook wel het marktmechanisme of prijsmechanisme genoemd. Dit mechanisme werkt in theorie zo dat precies die hoeveelheid wordt geproduceerd en aangeboden die door de consumenten wordt gevraagd.

Volkomen concurrentie
Een markt van volledige mededinging of volkomen concurrentie kenmerkt zich door:
• een groot aantal aanbieders: een individuele producent is klein en heeft geen invloed op de prijs.
• een homogeen product: voor de consument zijn alle exemplaren van het product identiek.
• transparante (doorzichtige) markt: vragers naar en aanbieders van het product zijn op de hoogte van het totale aanbod. Op een transparante markt is slechts één prijs mogelijk, namelijk de laagste.
• vrije toe- en uittreding: er zijn geen belemmeringen om tot een markt toe te treden of eruit te stappen. De marktvorm van volkomen concurrentie komt in de praktijk niet voor. Er zijn wel markten die deze marktvorm benaderen, zoals een groenteveiling of de valutamarkt.

Kosten, opbrengsten en winst
De totale kosten zijn te verdelen in constante kosten en variabele kosten. Constante kosten zijn kosten die niet veranderen bij een toe- of afname van de productie. Variabele kosten zijn kosten die veranderen bij een toe- of afname van de productie. De winst vind je door de kosten af te trekken van de opbrengsten.
Om te vinden bij welke productieomvang de winst maximaal is, wordt gekeken naar de marginale kosten en de marginale opbrengsten. Marginale kosten (MK) zijn de kosten van een extra geproduceerde eenheid. Marginale opbrengsten (MO) zijn de opbrengsten van een extra geproduceerde en verkochte eenheid. Zolang de MO groter zijn dan de MK, stijgt de winst.

links
Prijsvorming op de markt (video 15 min.)
Volkomen concurrentie deel 1 (video 4 min.)
Volkomen concurrentie deel 2 (video 13 min.)
Volkomen concurrentie op lange termijn (video 10 min.)
Volkomen concurrentie: het tekenen van TK, TO, TCK, TW (video 7 min.)
Maximale winst (video 8 min.)
Kenmerken van de markt van volkomen concurrentie (uitlegvideo 13 min.)
Maximale winst op de markt van volkomen concurrentie (uitlegvideo 12 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Van volledige mededinging naar monopolie

Een monopolist is alleenheerser op een markt omdat hij de enige aanbieder is. Daarom kan hij in theorie zelf bepalen welke prijs hij vraagt voor zijn product. Toch is de macht van een monopolist beperkt. Als de monopolist de prijs te hoog vaststelt, zien sommige consumenten af van aankoop, waardoor de afzet van de monopolist terugloopt. De betalingsbereidheid van de consument is af te leiden uit de collectieve vraaglijn, dat is de vraaglijn van alle consumenten samen. De collectieve vraaglijn is tevens de prijsafzetlijn van de monopolist want hij geeft weer hoeveel de monopolist verkoopt bij verschillende prijzen.

Een bedrijf kan met behulp van de gemiddelde opbrengst (GO = P) en het aantal te verkopen producten de totale opbrengst (TO) berekenen (TO = GO × q). De marginale opbrengst (MO) geeft aan welke invloed een verandering van de afzet met één product heeft op de omzet van het bedrijf.

Als een monopolist verschillende prijzen in rekening brengt aan verschillende groepen consumenten voor hetzelfde product dan is er sprake van prijsdiscriminatie.

links
Hoezo samen delen (achtergrondinformatie 13 min.)
Break-evenpunt (uitlegvideo 8 min.)
Afromen van consumentensurplus (uitlegvideo 7 min.)
Monopolist, prijszetter, schaalvoordelen (uitlegvideo 10½ min.)
Maximale winst en omzet van de monopolist (uitlegvideo 15 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Oligopolie en monopolistische concurrentie

Het marktaandeel is het procentuele aandeel van de afzet of omzet van een bedrijf in de totale markt voor een bepaald product. Een oligopolistische markt is een markt waarop een beperkt aantal aanbieders actief zijn of hebben enkele aanbieders een relatief groot marktaandeel. Alleen bedrijven die op grote schaal produceren kunnen zich staande houden op een dergelijke markt.

Een voorbeeld van een oligopolie is de markt voor mobiele telefonie. Het aantal concurrenten bij oligopolie is klein. Daardoor heeft een actie van één bedrijf gevolgen voor de andere bedrijven. Er wordt dus gereageerd op acties van concurrenten. Omdat de risico’s van een prijzenoorlog groot zijn, geven oligopolisten vaak de voorkeur aan andere manieren om elkaar te bestrijden: productdifferentiatie bijvoorbeeld. Door hun product een of meer eigen kenmerken te geven, wordt het product heterogener.

Op een oligopolistische markt kan ook worden samengewerkt. Als aanbieders afspraken maken, met als doel de onderlinge concurrentie te verminderen, noemen we zo’n samenwerkingsverband een kartel. De overheid wil juist concurrentie stimuleren, zodat de prijzen laag blijven en de kwaliteit hoog. Kartelafspraken zijn daarom verboden. Als de oligopolisten elkaar fel beconcurreren zal de prijs laag zijn en zullen ze weinig of geen winst maken. Als ze de concurrentie weten te beperken of samenwerken, kan de winst hoog zijn.

Een homogeen oligopolie heeft als belangrijke kenmerken dat er enkele aanbieders zijn die de macht over de markt hebben, terwijl het product dat ze produceren in de ogen van de consument identiek, dus homogeen is.
Bij een heterogeen oligopolie heeft elke aanbieder een eigen klantenkring en kan de aanbieder binnen zekere grenzen de prijs zelf bepalen, maar de onderneming zal ook rekening moeten houden met zijn concurrenten. Ondanks hun heterogeniteit kunnen de producten elkaar vervangen. Als een van de producenten de prijs verhoogt, zal een aantal klanten overlopen naar een concurrent.

Bij de marktvorm monopolistische concurrentie zijn er veel aanbieders en is het product heterogeen. Bedrijven proberen door productdifferentiatie een eigen klantenkring op te bouwen. Monopolistische concurrentie lijkt op monopolie, maar ook op volledige mededinging. Bij volledige mededinging (volkomen concurrentie) bieden veel aanbieders een homogeen product aan en daarom heeft elk van de aanbieders te maken met dezelfde collectieve vraaglijn. Op een markt van monopolistische concurrentie hebben de aanbieders iets eigens toegevoegd aan hun product, waardoor het product heterogeen is. Ze hebben voor hun product een afwijkende vraagfunctie weten te creëren. Elke aanbieder heeft zijn eigen unieke vraaglijn of prijsafzetlijn.

Prijspolitiek kan duidelijk gemaakt worden met behulp van speltheorie. Een gevangenendilemma is een voorbeeld van een simultaan spel, een spel waarbij de twee partijen gelijktijdig beslissen. Bij een sequentieel spel maakt de ene partij een keuze en reageert de andere partij daarop. Dat is bijvoorbeeld bij een ultimatumspel. Met een spelboom kan dat inzichtelijk gemaakt worden.

links
Samenwerken en onderhandelen (video 15 min.)
Clementie in kartelzaken (video 9 min.)
Markt en handelen (video 15 min.)
Prijsoorlog (video 15 min.)
Speltheorie (video 7 min.)
Spelboom (video 3 min.)
Speltheorie, simultaan spel, gevangenendilemma (uitlegvideo 13½ min.)
Oligopolie, kartelvorming, verzonken kosten (uitlegvideo 12 min.)
Markt van monopolistische concurrentie (uitlegvideo 8½ min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

De markt levert niet altijd de juiste prijs

De overheid kan de prijsvorming op de markt onwenselijk vinden. Er is sprake van marktfalen. Als de overheid de prijs die tot stand is gekomen te hoog vindt, kan ze een maximumprijs instellen. Een maximumprijs is lager dan de prijs die tot stand komt zonder ingrijpen van de overheid. Door het instellen van een maximumprijs ontstaat er een vraagoverschot of een aanbodtekort. Via heffingen, zoals btw en accijns, en subsidies beïnvloedt de overheid de prijzen. Schadelijke producten, zoals sigaretten en alcohol, worden belast met een heffing (accijns).
Het kan ook zijn dat de overheid de prijs te laag vindt en producenten geen goed inkomen kunnen verdienen. Dan kan ze een minimumprijs instellen.

Het minimumloon is het loon dat iemand van 23 jaar wettelijk moet krijgen. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt het loon niet langer bepaald door vraag en aanbod van arbeid, maar door de overheid. Daardoor zal de vraag naar arbeid dalen en het aanbod van arbeid toenemen. Hierdoor ontstaat werkloosheid. Voor een aantal producenten zijn door de invoering van het minimumloon de kosten hoger dan de opbrengsten. Prijsregulering door de overheid verstoort het prijsmechanisme.

Als je gaat werken geven werkgevers meestal eerst een tijdelijk contract en als je goed functioneert wordt dit vaak omgezet naar een vast contract, een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. In Nederland zijn ongeveer 3,1 miljoen mensen met een flexibel arbeidscontract.
Vakbonden en werkgeversbonden onderhandelen over een collectieve arbeidsovereenkomst, de cao. Hierin staan de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen die werkt in een bepaald bedrijf of in een bepaalde bedrijfstak.

links
Overheidsingrijpen in prijsvorming (video 15 min.)
Maximum en mimimum prijs (www.economielokaal.nl)
Verlaging maximum roamingtarief (www.nu.nl)
Maximum- en minimumprijs (video 6 min.)
Wat is een cao? (FNV video 1,5 min.)
Flexwerkers (CBS video 0,5 min.)
Aantal vakbondsleden (CBS video 1 min.)
Maximum- en minimumprijs, arceren van surplus (uitlegvideo 10½ min.)
Prijsverhogende belasting, arceren van surplus (uitlegvideo 10½ min.)
Vakbond, free-ridergedrag, gevangenendilemma (uitlegvideo 8½ min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

De overheid bemoeit zich er mee

Collectieve goederen zijn goederen waar behoefte aan is, maar die niet via de markt worden geleverd. De markt faalt bij de levering van deze goederen. De productie en levering van collectieve goederen hoort tot de kerntaken van de overheid. Met collectieve dwang via belastingheffing kan zij ervoor zorgen dat iedereen meebetaalt.

Sommige individuele goederen worden door de overheid geleverd, terwijl ze ook door de markt geleverd zouden kunnen worden. We spreken dan van quasicollectieve goederen. De overheid doet dit om de toegankelijkheid te bevorderen of om de kwaliteit te bewaken. Onderwijs is een quasicollectief goed in Nederland: kinderen hoeven niet te betalen om naar school te gaan.

De nadelige gevolgen van productie en consumptie, die niet in de prijs zijn opgenomen, noemen we negatieve externe effecten. De producent houdt bij zijn berekeningen alleen rekening met de interne of private kosten. Dat zijn de werkelijke uitgaven aan bijvoorbeeld de lonen en de grondstoffen. Voor de maatschappij als geheel behoren de externe kosten wel tot de kosten. De maatschappelijke kosten zijn de som van de interne en de externe kosten. Omdat producenten alleen te maken hebben met de interne kosten is er sprake van marktfalen: de producten worden te goedkoop aangeboden en er wordt maatschappelijke gezien teveel geproduceerd en geconsumeerd. Om de negatieve externe effecten tegen te gaan, is ingrijpen van de overheid nodig.

Er zijn ook positieve externe effecten, dat wil zeggen dat anderen van de productie profiteren zonder ervoor te betalen. Bij positieve externe effecten produceert de markt hierdoor te weinig. Als bij de productie of de consumptie externe effecten optreden spreken we dus van marktfalen.

Bedrijven moeten voortdurend blijven innoveren. Ze streven naar een steeds betere en efficiëntere manier van produceren om het product sneller en voor een lagere prijs af te leveren aan de klanten (procesinnovatie) en naar nieuwere en betere versies van hun producten (productinnovatie).

links
Praktisch advies van overheid over uw rechten als consument (www.consuwijzer.nl)
Autoriteit Consument & Markt (www.acm.nl)
Autoriteit Financiële Markten (www.afm.nl)
Autoriteit Consument en Markt (video 2 min.)
Marktfalen, collectief bezit, collectieve goederen (uitlegvideo 9½ min.)
Extern effect, internaliseren van externe kosten (uitlegvideo 10 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Wat moet ik met mijn oude telefoon?

Recyclen van mobieltjes is lucratief voor bedrijven omdat de elektronica, met name door het vele edelmetaal, waardevol is. Helaas zijn er nog geen structurele inleveracties voor afgedankte mobieltjes. In sommige winkels staan bakken waar oude mobieltjes kunnen worden ingeleverd, maar weinig klanten gooien daar hun oude mobiel in. Toch kunnen de mobieltjes verantwoord gerecycled worden en dat draagt bij aan een beter milieu.

Bedrijven streven naar winst, maar ze houden daarbij steeds meer rekening met het effect van hun activiteiten op mens en milieu. Dit wordt maatschappelijk verantwoord ondernemen genoemd. Bij Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) houden bedrijven rekening met de drie p’s: people, planet, profit.
• people: mensen binnen en buiten de onderneming;
• planet: de gevolgen voor het (leef)milieu;
• profit: de economische effecten op goederen en diensten.

Bij bedrijven die Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen gaat duurzaamheid van produceren voor de winstgevendheid op korte termijn. Duurzaam produceren betekent dat de productie van nu niet ten koste gaat van de productiemogelijkheden in de toekomst.

links
Duurzaam produceren (video 15 min.)
Fair Trade (www.fairtrade.nl)
Schone kleren campagne (www.schonekleren.nl)
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (video 3 min.)
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (video 5 min.)
De Duurzame Drukker perst zonder alcohol (video 3 min.)

Begrippenlijst hoofdstuk 6